FRANCISCO DE GOYA Y LUCIENTES Fuendetodos, Spanje, 1746 – Bordeaux, Frankrijk, 1828
Francisco de Goya y Lucientes is de zoon van Braulio José Goya, een vergulder van Baskische afkomst, en Gracia Lucientes, afkomstig uit een rijke landbouwersfamilie van de lagere adel in Aragon. In Zaragoza komt Goya terecht in het atelier van José Luzán (1710–1785), die banden heeft met de Tekenacademie, en studeert dan samen met Francisco Bayeu Subías (1734–1795), die later zijn schoonbroer wordt.
1763 / 17 jaar
Eerste reis naar Madrid, samen met Francisco Bayeu die aan de decoratie van het koninklijk paleis werkt. Vraagt tevergeefs een beurs aan bij de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van San Fernando; dingt mee naar de prijs voor schilderkunst, ook zonder succes.
1769–1771 / 23–25 jaar
Reist op eigen kosten naar Italië, waarschijnlijk via Genua naar Rome, waar hij zich vestigt; bezoekt Bologna, Venetië, Parma en Mantua.
1771 / 25 jaar
Ontvangt een eervolle vermelding in een wedstrijd georganiseerd door de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Parma. Bij zijn terugkeer in Spanje krijgt hij zijn eerste opdracht: het fresco De aanbidding van de naam van God voor het kleine koor van de basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van de Zuil in Zaragoza.
1773 / 27 jaar
Trouwt met Josefa Bayeu in Madrid. Ze krijgen zes kinderen van wie enkel de jongste, Francisco Javier, de volwassen leeftijd bereikt.
1775 / 29 jaar
Begint te werken als schilder van kartons voor wandtapijten voor de Koninklijke Werkplaats voor Wandtapijten van Santa Barbara in Madrid, op aanbeveling van zijn schoonbroer Francisco Bayeu.
1780 / 34 jaar
Wordt verkozen tot lid van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van San Fernando.
1781 / 35 jaar
Zijn schets voor de Regina Martyrum in de basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van de Zuil wordt afgewezen, vanwege vermeende fouten in de figuren en een palet dat als te donker werd beschouwd. Hij krijgt niettemin grote opdrachten voor de basiliek van San Francisco el Grande in Madrid van de graaf van Floridablanca. Tijdens dit decennium versterkt hij zijn vriendschap met toonaangevende intellectuelen zoals historicus Antonio Ponz, juristen en politici Gaspar Melchor de Jovellanos en Juan Meléndez Valdés, wetenschapper en verzamelaar Juan Agustín Ceán Bermúdez en toneelauteur Leandro Fernández de Moratín.
1785 / 39 jaar
Wordt benoemd tot adjunct-directeur schilderkunst aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van San Fernando.
1786/ 40 jaar
Hij wordt aangesteld tot schilder van de koning.
1789 / 43 jaar
Karel IV bestijgt de troon en verleent Goya de rang van hofschilder. In 1790 wordt hij verkozen tot erelid van de Koninklijke Aragonese Economische Vereniging van Vrienden van het Land, een organisatie uit de verlichtingsperiode ter bevordering van de economische en intellectuele ontwikkeling. Datzelfde jaar wordt hij benoemd tot erelid van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van San Carlos in Valencia.
1792 / 46 jaar
Op verzoek van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van San Fernando schrijft Goya een tekst over het kunstonderwijs, waarin hij oproept tot vrijheid in de artistieke educatie. Lijdt aan een ernstige ziekte die trillingen en duizeligheid veroorzaakt en waardoor hij volledig doof wordt.
1793 / 47 jaar
Tijdens zijn herstel schildert hij een reeks kabinetstukken op blik waarop hij taferelen uit stierengevechten en andere ‘nationale vrijetijdsbestedingen’ afbeeldt. Hij schildert ook Los cómicos ambulantes [De rondtrekkende toneelspelers], evenals donkerdere taferelen waaronder Corral de locos [Binnenplaats met gekken], een scheepswrak en de binnenkant van een gevangenis. In januari 1794 stelt hij ze voor aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van San Fernando.
1795 / 49 jaar
Wordt aangesteld tot Directeur schilderkunst aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van San Fernando. Raakt bevriend met Manuel Godoy, eerste minister van koning Karel IV, en komt onder de bescherming van de hertogen van Alba te staan. Is bijzonder productief in deze periode.
1799 / 53 jaar
Zijn reeks van tachtig etsen die algemeen bekend zijn als de Caprichos wordt als album uitgebracht. Sommige daarvan worden verkocht maar hij trekt de overblijvende exemplaren in, blijkbaar uit angst voor represailles van de inquisitie.
1799 / 53 jaar
Wordt aangesteld tot eerste hofschilder.
1808–1814 / 62-68 jaar
Blijft in Madrid tijdens het grootste deel van de oorlog tegen Napoleon en zweert trouw aan Jozef Bonaparte. Een bezoek aan Zaragoza in 1808 is het uitgangspunt voor de Desastres de la guerra [Oorlogsrampen], waaraan hij rond 1810 begint, en voor de Caprichos enfáticos. Als hofschilder van koning Jozef I bezorgt hij lijsten met schilderijen uit de koninklijke collectie voor het museum dat Napoleon in Parijs had opgericht.
1812 / 66 jaar
Zijn vrouw, Josefa Bayeu, sterft.
1814 / 68 jaar
Tijdens de Bourbon-restauratie komt hij ongeschonden uit de zuivering van paleisfunctionarissen en begint hij te schilderen voor Ferdinand VII. Werkt aan de etsen voor de Desastres de la guerra [Oorlogsrampen], die nooit worden gepubliceerd, aan de reeks Tauromaquia, die in 1816 wordt gepubliceerd, en aan de Disparates, die hij in 1818 voltooit.
1819 / 73 jaar
Koopt het landgoed ‘Quinta del Sordo’ aan de rand van Madrid. Verhuist daarheen met Leocadia Zorrilla en haar twee kinderen en schildert de Pinturas negras [Zwarte Schilderijen] op de muren.
1824 / 78 jaar
Vraagt toestemming om naar Frankrijk te reizen om te gaan kuren in Plombières (Vogezen). Vestigt zich in Bordeaux met zijn liberale vrienden in ballingschap en keert twee keer naar Madrid terug om persoonlijke zaken te regelen – en waarschijnlijk om zijn zoon en kleinzoon te bezoeken. Tussen juni en augustus reist hij naar Parijs. Uit de verslagen van de politie die toezicht hield op politieke bannelingen blijkt dat hij daar alleen woonde, rondliep op publieke plaatsen en monumenten bezocht.
Goya sterft in de nacht van 15 op 16 april 1828, op 82-jarige leeftijd. Hij wordt begraven op de begraafplaats van de Chartreuse in Bordeaux, in hetzelfde graf als zijn aangetrouwde familielid Martín Miguel de Goicoechea. In 1898 wordt het lichaam van Goya op bevel van de Spaanse regering opgegraven voor de repatriëring naar Spanje – zijn schedel blijkt verdwenen te zijn. Goya’s stoffelijke overschot wordt overgebracht naar het sacramentele begraafplaats van San Isidro in Madrid en in 1919 naar de hermitage van San Antonio de la Florida, waar het rust onder de fresco’s die hij in 1798 schilderde.
Een greep uit de beroemdste werken van Goya
Francisco Goya's bekendste werken omvatten de beroemde schilderijen van de Maja (naakt en gekleed), zijn krachtige anti-oorlogsafbeeldingen zoals De derde mei 1808, en de duistere reeks Zwarte Schilderijen en de etsen uit Los Caprichos, zoals De slaap van de rede produceert monsters. Ook het groepsportret De familie van Karel IV is een zeer bekend werk.
De naakte Maja
La maja desnuda (De naakte maja) Het toont een naakte vrouw liggend op een bed met kussens. Goya maakte een tweede schilderij, La maja vestida (De geklede maja), met dezelfde vrouw in dezelfde pose. Beide werken hangen naast elkaar in het Prado.
Het schilderij is beroemd om de directe, onbeschaamde blik van het model. Het wordt ook gezien als een van de eerste westerse kunstwerken waarin schaamhaar zonder negatieve connotaties wordt afgebeeld.
De manier waarop Maja's witte kostuum strak om haar figuur zit, met name haar genitaliën en borsten, doet haar naakter lijken dan de ander. Een roze riem valt op, vastgebonden om haar middel. De kleuraccenten van het schilderij komen van haar bolero, vergelijkbaar met die van stierenvechters, met oranje mouwen die eindigen in manchetten afgezet met zwart kant. Ze draagt kleine gouden schoentjes.
De identiteit van het model, de reden voor de schilderijen en de opdrachtgever blijven onbekend. Op basis van de kleding in La maja vestida wordt de vrouw vaak beschouwd als een maja, een vrouw uit de lagere klasse.
Het schilderij werd gemaakt tussen 1797 en 1800 en was in 1800 eigendom van Manuel de Godoy, hertog van Alcúdia. Het hing in een privéruimte voor naaktschilderijen. In 1808 ontdekte de Spaanse inquisitie het werk en andere "twijfelachtige afbeeldingen". Godoy en zijn curator, Don Francisco de Garivay, moesten de kunstenaars onthullen. Op 16 maart 1815 werd Goya door de Inquisitie ondervraagd, maar dankzij kardinaal Lodewijk Maria van Bourbon ontliep hij een veroordeling. Het schilderij werd wel als "obsceen" in beslag genomen en tot de 20e eeuw nauwelijks toegankelijk bewaard in de Real Academia de Bellas Artes de San Fernando.
Sinds 1901 behoort het werk tot de collectie van Museo del Prado. In 1930 verscheen De naakte maja op Spaanse postzegels, wat protest veroorzaakte bij Spaanse katholieken en buitenlandse landen.
De Oude Vrouwen , of de Tijd , is een van de olieverfschilderijen op doek die Francisco de Goya maakte tijdens de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog, toen de adel was gevlucht en Goya geen opdrachten meer kreeg. Het kan worden geïnterpreteerd als een vanitasschilderij , een herinnering aan de onvermijdelijke komst van ouderdom en dood, of als een karikatuur van de hypocrisie van ouderen, onderdeel van een reeks maatschappijkritieken. Het schilderij bevindt zich in het Palais des Beaux-Arts in Lille .
Het schilderij werd gemaakt voor het Palais des Beaux-Arts in Lille, in een zeer "melancholische" periode , toen "de schilder ten prooi viel aan nachtmerrieachtige visioenen" na de oorlogsverklaring van Napoleontisch Frankrijk aan Spanje.
Dit schilderij weerspiegelt de evolutie van de kunstenaar, van zijn breuk in de jaren 1790 met de hertogen van Osuna ( Los Caprichos , De omheining der dwazen ) – na de Spaanse oorlogsverklaring aan Frankrijk en na zijn ziekte en doofheid – tot de donkerdere schilderijen van tien jaar later, waarin waanzin en tovenarij geleidelijk zijn werk binnendrongen. Daarbij verruilde hij de heldere, glinsterende kleuren van de rococo, de neoclassicistische balans, voor de sombere tinten van de romantiek, waar beweging de compositie dicteert.
El 3 de mayo en Madrid ofwel Los fusilamientos ( De derde mei in Madrid of De executies) is een schilderij van de Spaanse kunstschilder Francisco Goya, geschilderd in 1814, olieverf op doek, 268 × 347 centimeter. Het toont de executie van Spaanse burgers na de Madrileense opstand van 2 mei 1808 tegen de troepen van Napoleon Bonaparte. Het schilderij bevindt zich thans in de collectie van het Museo Nacional del Prado te Madrid.
Een schilderij dat de executie van Spaanse burgers door Franse soldaten afbeeldt, en gezien wordt als een van de grootste anti-oorlogsschilderijen ooit,
Madrid werd op 23 maart 1808 ingenomen door de Franse troepen van Napoleon. Koning Karel IV van Spanje werd gedwongen af te treden en werd verbannen naar de Franse stad Bayonne. Een poging van de Franse generaal Joachim Murat om ook de jongste dochter en de jongste zoon van Karel IV naar Bayonne te verplaatsen, leidde in Madrid tot een opstand. De volkswoede werd daarbij versterkt doordat Napoleon net zijn broer Jozef Bonaparte tot koning van Spanje had uitgeroepen
Op 2 mei verzamelde zich een grote menigte op het plein voor het Koninklijk Paleis. De menigte bestormde het paleis om de verbanning van Francisco de Paula te voorkomen. Toen de Franse soldaten het vuur openden op de menigte, werkte dit in eerste instantie averechts en de opstand verspreidde zich met grote snelheid over de rest van de stad. Overal vonden straatgevechten plaats, waarbij de slecht bewapende inwoners van Madrid en restanten van de Spaanse troepen de Fransen te lijf gingen. Murat stuurde echter snel extra troepen naar de stad en wist uiteindelijk de opstand neer te slaan.
Dezelfde avond nog volgde de repressie. Murat stelde een militaire commissie in onder leiding van Emmanuel de Grouchy, die een vrijbrief kreeg om gearresteerde opstandelingen zonder pardon de doodstraf op te leggen. Honderden gevangenen werden de volgende dag geëxecuteerd.
Kort na de opstand in Madrid begon Goya aan twee grote schilderijen van de gebeurtenis, die hij rond 1814 voltooide. Ook maakte hij diverse etsen en kleinere studies naar het thema. El 3 de mayo en Madrid beeldt de tweede dag uit, toen veel Spaanse burgers tijdens de nasleep van de gevechten werden geëxecuteerd. In een realistische stijl, met barokke elementen die doen denken aan Caravaggio, beeldt Goya een groep Spanjaarden af die in paniek en wanhoop bij elkaar kruipt in het aangezicht van een Frans vuurpeloton. Ze worden niet als oorlogshelden afgebeeld, maar als gewone, bange mensen die om hun leven smeken, angstig, vol ongeloof, oog in oog met de dood.
De aandacht wordt door Goya via een aantal kunstgrepen sterk gericht op de centrale knielende figuur in het witte hemd, die met gespreide armen, vanuit een soort verdwaasde moed, de dood tegemoet treedt. Hij valt direct op omdat hij relatief groter is geschilderd dan de soldaten uit het vuurpeloton, maar vooral door het licht van een lantaarn die vanuit het donker in een felle gloed weerkaatst vanaf zijn krijtwitte hemd. Zijn rechterhand vertoont een stigma, hetgeen een verwijzing is naar de figuur van de gekruisigde Christus. Het versterkt het iconisch karakter van het schilderij, omdat het een beeld van een religieus martelaarschap lijkt op te roepen.
Nog steeds wordt zijn El 3 de mayo en Madrid gezien als een van de meest indrukwekkende aanklachten tegen militair geweld uit de westerse kunstgeschiedenis.
Karel IV
Familie van koning Karel IV (1800-1801)
Karel IV (1748-1819) was van 1788 tot 1808 koning van Spanje. Hij trad op 4 september 1765 in het huwelijk met Maria Louisa van Bourbon-Parma, de dochter van hertog Filips van Parma en hertogin Louise-Elisabeth van Frankrijk. Maria Louisa was een sterke en intellectuele vrouw die haar man totaal overvleugelde. Karel hield van de jacht en liet de staatszaken over aan zijn echtgenote en minister Manuel de Godoy. Maria Louisa en Manuel hadden een verhouding, maar Karel bleef hen steunen.
Schilderij
Uit het huwelijk van Karel en Maria Louisa werden veertien kinderen geboren, van wie er zeven de kindertijd overleefden. Francisco Goya componeerde het familieportret als een fries, "gevormd door de leden van de koninklijke familie, staande tegen een met donkere schilderijen getooide paleiswand." Koningin Maria Louisa staat in het midden van het schilderij, met aan haar zij haar twee jongste kinderen. "Het schilderij is kennelijk een navolging van de 'Meninas', het belangrijkste werk van Velázquez, hoewel zonder de gecompliceerdheid ervan,"
Saturnus verslindt zijn zoon (Saturno Devorando a su Hijo).(1820-1823)
Toen hij zijn Pinturas negras rechtstreeks op de muren van zijn huis aan de rand van Madrid schilderde, was hij doof en leefde hij teruggetrokken, gekweld door dood en waanzin, in een periode van onrust en instabiliteit in Spanje. Hij experimenteerde met nieuwe technieken en schilderde zichzelf als een oude man die “nog steeds aan het leren” was.
De zwarte schilderijen, die Goya in zijn laatste jaren rechtstreeks op de muren van zijn huis schilderde, zijn misschien wel de meest iconische voorbeelden van zijn late stijl. Deze muurschilderingen zijn spookachtig en verontrustend, met groteske en verontrustende beelden die Goya's persoonlijke zorgen en angsten weerspiegelen.
Het schilderij toont het mythologische verhaal van Saturnus, de Romeinse god van de landbouw, die zijn eigen kinderen at om te voorkomen dat ze hem ten val zouden brengen.
Het schilderij wordt algemeen geïnterpreteerd als een weergave van de vernietigende kracht van tirannie, geweld en waanzin. Goya schilderde het werk tijdens een periode van politieke onrust en geweld in Spanje, en velen zien het schilderij als een weerspiegeling van de verschrikkingen van oorlog en machtsmisbruik.
Saturnus verslindt zijn zoon kan worden gezien als een weerspiegeling van het geweld en de gruwel waarvan Goya in deze periode getuige was, evenals een kritiek op het machtsmisbruik en de destructieve aard van het patriarchaat. De thema's brutaliteit, onderdrukking en waanzin van het schilderij zijn allemaal zeer relevant voor de politieke en sociale context van Goya's tijd.
Heksensabbath, Goya (1797-1798) vond dat hekserij is gebaseerd op redeloosheid en dat de angst wordt aangewakkerd door de kerk en Inquisitie, om zo de macht te behouden.
Het schilderij beeldt een nachtelijke bijeenkomst van heksen af in een desolaat landschap, waar zij rituelen uitvoeren rond een figuur die de duivel voorstelt in de gedaante van een grote bok. Het werk wordt vaak geïnterpreteerd als een satire op de bijgelovigheid van die tijd en een kritiek op de Spaanse Inquisitie, die nog actief was in de heksenjacht.
Uit de reeks Caprichos (1799), grillen. De slaap van de rede brengt monsters voort.
De ets wordt vaak gezien als een zelfportret, waarop Goya zelf in slaap is gevallen aan zijn bureau, omringd door uilen, vleermuizen en een kat die symbool staan voor onwetenheid en het kwaad. De titel suggereert dat wanneer de rede (het verstand) slaapt, irrationaliteit en chaos de overhand krijgen. Het werk is een kritiek op de Spaanse samenleving van die tijd en de strijd tussen de Verlichting en bijgeloof.
'De XII markiezin van Villefrance schildert haar echtgenoot' (1804)
Het schilderij toont Maria Tomasa de Palafox y Portocarrero, markiezin van Villefrance, zittend in een rode fluwelen fauteuil in een empire-jurk. Ze schildert een portret van haar man, Francisco de Borjan Alvarez de Toledo y Gonzaga, de XI markies van Villefrance. De markiezin, een kunstzinnige amateur-schilder, was academica van verdiensten aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van San Fernando.
Costumbrismo: Las mozas del cantaro. (1791-1792) Een ietwat rigide genrestuk. De vrouwen, met kruiken op hun hoofd en schijnbaar bewegingloos, interesseren Goya alleen als algemeen thema, niet als vastomlijnde personages.
Drie vrouwen, twee jonge en één van middelbare leeftijd, hebben hun kruiken, een traditioneel symbool van vrouwelijke deugd, gevuld bij de massieve stenen fontein aan de rand van een stad. De meisjes op de voorgrond dragen de kruiken in gewaagde balans, en de oudere vrouw kijkt de toeschouwer recht aan met een ondeugende, koppelaarachtige glimlach, net als de jongeman die haar begeleidt.
Het wandtapijt dat uit deze karton ontstond, was bedoeld om een van de zijwanden van Karel IV's kantoor in het paleisgedeelte van San Lorenzo de El Escorial te versieren met "rustieke en humoristische taferelen", een opdracht uit 1790 en het laatste project in dit genre dat Goya uitvoerde.
Uit de reeks Los diparates, dwaasheden. Disparates femenino,(1815-1819) vrouwelijke onzin.
De scènes zijn vaak mysterieus, droomachtig en moeilijk te verklaren, en worden geassocieerd met politieke kwesties, traditionele spreuken en het Spaanse carnaval.
La Gallina Ciega,(1788-1789) Blindmans's bluff
Links een reproductie van het beroemde schilderij(in eigen bezit). Het originele rechts was een ontwerp (karton) voor een wandtapijt voor het Koninklijk Paleis van El Pardo in Spanje. Het toont een groep jonge mensen, gekleed als Spaanse aristocraten, die het populaire spel 'blindemannetje' spelen. Een vrouw in het midden is geblinddoekt en probeert de anderen, die om haar heen dansen, te vangen met een grote lepel. Het werk is een voorbeeld van Goya's Rococo-periode en staat bekend om zijn levendige uitstraling en zachte kleurenschema's.
Het was bedoeld voor de decoratie van de slaapkamer van de Infanta's in het Paleis van El Pardo en werd geschilderd kort nadat koning Karel IV de Spaanse troon besteeg. Dit is de vierde serie kartons die Goya tussen 1788 en 1792 maakte, gewijd aan vrijetijdsbesteding en plattelandsvermaak. Zowel het schilderij als de schets worden bewaard in het Prado Museum.
De jongeren zijn gekleed als majos en majas, de kledij van de lagere klassen van de Spaanse samenleving, die de voorkeur genoot van de aristocraten (zoals die op dit schilderij). Anderen, in fluwelen jassen en met veren versierde hoofdtooien, volgen de voorschriften van de uit Frankrijk geïmporteerde mode van de hogere klasse.
De Schommel. Het is een van de wandtapijten die Goya in de 18de eeuw voor het Spaanse hof maakte.
Uit de reeks Tauromaquia: de kunst van het stierenvechten. Tijdens Goya's leven werden de eerste verhandelingen en illustraties gemaakt die de basis voor modern stierenvechten legden. Goya's reeks uit 1816 heeft hieraan bijgedragen.
Poederproductie in de Sierra de Tardienta (1810-1814)
Het schilderij toont een scène die is geïnspireerd op ware gebeurtenissen, waar groepen Spaanse verzetsstrijders in het geheim buskruit en kogels produceerden in de buurt van Zaragoza om de guerrillaoorlog tegen Napoleons Franse leger te bevoorraden. Net als in De rampen van de oorlog, die onder vergelijkbare omstandigheden werden gemaakt, benadrukt Goya de precisie van de tekening en de gerapporteerde feiten, als een oorlogscorrespondent. Het landschap is dat van een heuvelachtig bos op zanderig, gedeeltelijk schaduwrijk terrein. Twee groepen mensen vallen op. Iets achter en links daarvan bevindt zich een andere groep mannen die zwavel, salpeter en houtskool in vijzels malen om buskruit te maken. De tweede groep, in het midden en rechts, is verantwoordelijk voor het transport van het buskruit in houten kratten. Een vrouw op de voorgrond verplaatst deze kratten, terwijl twee mannen rechts ze dragen, gebogen onder het gewicht van de koopwaar.
Het schilderij is gemaakt op onregelmatige houten planken, bijvoorbeeld de bovenkant van een deur of een deur.
Clandestiene kogelproductie. (1812-1813)
Clandestiene kogelproductie is een thema uit de beroemde serie prenten van de Spaanse kunstenaar met de titel 'The Disasters of War'. De prent zelf is een getuigenis van de brutale realiteit van oorlog, met name de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog tegen Napoleon.
Fabricación de balas clandestina is een van de vele prenten die Goya maakte ter herdenking van de gruweldaden en wreedheden tijdens de oorlog. Het toont illegaal gemaakte kogels die gebruikt werden voor de strijd. De Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1808-1814) was een periode van grote politieke en sociale omwentelingen in Spanje, met verzet tegen de Franse bezetting.
Uit De Rampen van de oorlog. De Waarheid is dood= Murió la Verdad. Het kan duiden op de hedendaagse discussie over de rol van de waarheid in de maatschappij, bijvoorbeeld in de context van 'post-truth politics' waarbij feiten minder belangrijk zijn dan emoties. De uitspraak kan ook een metaforische betekenis hebben
Uit De Rampen van de oorlog. "Zal ze weer opstaan?" plaat 80 uit Francisco de Goya's prentenserie. De vraag is een allegorie waarin de centrale figuur, een vrouw die licht uitstraalt, de Waarheid vertegenwoordigt, en de prent haar afbeeldt omringd door figuren die haar willen onderdrukken. Hoewel de titel een vraag oproept over hoop op de wederopstanding van de Waarheid na de verschrikkingen van de oorlog, suggereert de ironische toon dat Goya mogelijk sceptisch was over haar vermogen om volledig te herstellen.
De prentenserie is gemaakt tijdens en na de oorlog op het schiereiland, waarin de wrede realiteit ervan wordt gedocumenteerd en waarin kritiek wordt geuit op de betrokken politieke en religieuze autoriteiten.
Links een ets getekend naar de schilderij van Diego Velazquez rechts:Las Meninas=De hofdames(1656)
Corral de Locos;Binnenplaats der gekken (1792)
Twee naakte gekken vechten terwijl hun metgezellen hen aanmoedigen of verdergaan in hun wereld van waanzin. De scène speelt zich af in een grote, dakloze kamer, waar de dementerenden het barre weer moeten doorstaan. "Binnenplaats der Gekken" behoort – samen met "Schipbreuk" en "De Brand" – tot de reeks kleine tinnen schilderijen die Goya maakte tijdens zijn herstel in de winter van 1792. Vol drama presenteert het de situatie van een groep geesteszieke patiënten zonder enige hulp, sommigen vechtend, anderen moedigen elkaar aan, of kijken de toeschouwer rechtstreeks aan. De schilder heeft mogelijk zelf zo'n plek bezocht, mogelijk uiting gevend aan zijn angst voor de waanzin die een verblijf in zo'n plek met zich mee zou brengen. We moeten niet vergeten dat de ernstige ziekte die hem in 1792 doof maakte, het karakter en de persoonlijkheid van de meester diepgaand moet hebben beïnvloed, en ons nu een inkijkje biedt in zijn angsten en verlangens.
De rondtrekkende spelers;Cómicos ambulante (Reizende komieken) 1793
In het midden van het schilderij zien we een podium, bedekt met een tapijt, en een tent die is vastgebonden aan een omgehakte boomstam. Op de achtergrond zijn toeschouwers te zien. De personages in deze scène zijn geïnspireerd door de Commedia dell’Arte en verbeelden de complexe relatie tussen de komische dienaar Colombina, Pierrot (of Piedrolino), en de burgerlijke Pantalone, herkenbaar aan zijn opvallende witte pruik. Links van hen richt Harlekijn zich tot het publiek, terwijl hij jongleert met glazen die de instabiliteit van de driehoeksverhouding symboliseren. Centraal in de compositie danst een dwerg, met een fles wijn in de ene hand en een glas in de andere.
Het schilderij wordt vaak geïnterpreteerd als een subtiele verwijzing naar de liefdesdriehoek tussen Manuel Godoy, Maria Luisa van Parma en Karel IV. Vooral in 1793 waren er veel geruchten over een relatie tussen de koningin en Godoy. Deze geruchten lijken Goya te hebben geïnspireerd en verklaren mogelijk de symbolische thematiek van dit werk.
Een poster vooraan op het toneel luidt "Alec Men" ("Menandriaanse allegorie"). Dit werk behoorde tot een serie van twaalf scènes, zes met stieren en zes met verschillende onderwerpen, die de schilder maakte na zijn ernstige ziekte in 1783, toen hij zijn gehoor verloor. Omdat deze werken niet in opdracht waren gemaakt, kon Goya met grotere vrijheid schilderen. Hij presenteerde de serie in januari 1794 aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van San Fernando.
Nog meer over Goya en zijn werken zie hier.