
De honderdjarige aloë (Agave americana) Ondanks de naam is het geen Aloë en wordt de plant geen honderd jaar oud.
Het is een succulente plant zonder stam met grote, krachtige bladrozetten. De bladeren zijn langwerpig (12–30 cm breed, 1-2,5 m lang, 4–8 cm dik), dikvlezig, met een stekelige punt en getand met kleine bochten. De stekels hebben een brede basis en kromming. De bladeren zijn blauw- of grijsgroen door een waslaag, soms met lichtgele strepen. Jonge bladeren staan rechtop; oudere zijn s-vormig met neerwaartse top. Water wordt opgeslagen in de bladeren, maar is giftig en kan huidirritatie veroorzaken bij contact.
Elke rozet bloeit eenmaal na 8–20 jaar en sterft na vruchtvorming. Vooraf vormt de plant uitlopers voor nieuwe rozetten, waardoor voortzetting mogelijk is. De bloemen groeien aan zijtakken van een 5–14 m hoge bloeiwijze, omgeven door driehoekige, stengelomvattende schutbladeren. De geelgroene, geurige bloemen zijn 8–10 cm lang, met een onderstandig vruchtbeginsel dat de helft van de bloemlengte inneemt. De vruchten zijn langwerpige, toegespitste doosvruchten (5 cm), die bij rijping openen met zaden.
De honderdjarige aloë komt van nature voor in droge gebieden in Mexico en Midden-Amerika. De soort wordt wereldwijd aangeplant in tropen en subtropen, ook in vochtigere gebieden. Sinds de 16e eeuw wordt de plant in het Middellandse Zeegebied en op de Canarische Eilanden geteeld en ingeburgerd, vaak met geelgerande bladeren. In Mexico wordt de plant gebruikt voor mescal-productie.


Wilkens bitter (Allamanda cathartica) is een plant uit de maagdenpalmfamilie (Apocynaceae). Het is een tot 15 m hoge klimmende of kruipende plant, die door snoeien struikvormig kan blijven. De plant bevat giftig melksap. De bladeren staan in kransen van drie of vier, soms tegenoverstaand. Ze zijn omgekeerd eirond tot langwerpig, 5-16 cm lang, 2-6 cm breed, toegespitst, stijf en glanzend.
De gele, trechtervormige bloemen staan alleen of in kleine groepjes in de bladoksels. Ze hebben vijf kroonbladeren. De kelkslippen zijn 0,5–1,4 cm lang. De kroonbuis is 4-8 cm lang, beneden smal en roodachtig, boven wijder, vaak roodgestreept en behaard bij de vijf meeldraden. De kroonslippen zijn 3-3,5 cm lang en in de knop gedraaid. De vruchten zijn bol- tot eivormig, 3-8 cm groot met 0,5-2 cm stekels, en springen bij rijpheid open. De zaden zijn 1,5-2,5 cm groot met een vliezige vleugelrand.
Wilkens bitter groeit van nature in het noordoosten van Zuid-Amerika en wordt veel gekweekt, vaak verwilderd. In Europa kweekt men in broeikassen grootbloemige cultivars. In Azië worden vaak laagblijvende, niet-klimmende varianten gekweekt.


Spekboom-Portulacaria afra
De spekboom is een vetplant met vrij kleine blaadjes. De plant kan tot een flinke struik van zo'n 2,5 m hoog uitgroeien en verliest nooit zijn blad. De stam kan zo'n 20 cm dik worden. De soort komt algemeen voor in de Karoo en de provincies West- en Oost-Kaap van Zuid-Afrika.
Knip altijd net boven een gezonde zijtak, sterke knop of een paar knoppen. Verwijder de eerste jaren de takken die elkaar in de weg zitten of die de vorm van de plant verstoren. Knippen is ook de manier om uitgebloeide bloemen te verwijderen en zo de bloei van plant te bevorderen.
De spekboom is een cruciaal onderdeel van de flora in het Zuurveld (WWF-ecoregio AT1201).[1] In het Afrikaans heet het olifantskos (olifantenvoer), omdat olifanten tot 200 kg per dag van de bovenste blaadjes eten. Vooral het Addo-Olifantenpark staat hierom bekend. Door het eten door olifanten groeien spekbomen vaak zijwaarts en vormen dichte hagen die soms het uitzicht vanuit auto's blokkeren. De plant kan grote hoeveelheden kooldioxide - tot 4,2 ton per jaar - opnemen en omzetten in zuurstof en koolstof, 10 keer meer dan een tropisch regenwoud. Boeren in droge gebieden planten daarom soms spekboom aan.[2] De blaadjes zijn ook eetbaar voor mensen, hebben een zure citroensmaak en kunnen in salades worden gebruikt, maar worden meestal alleen in nood gegeten.[3]

